Die verschillen tekenen zich af in vroege levensfase, zoals in de eerste 1000 dagen van jonge Amsterdammertjes, maar ook in latere levensfasen, bijvoorbeeld in termen van levensverwachting en in het aantal jaren dat bewoners hun leven een goede gezondheid ervaren.
Een belangrijke vraag is hoe zulke gezondheidsverschillen samenhangen met andere vormen van ongelijkheid in de levens van bewoners, en welke rol de inrichting van de zorginfrastructuur in de stad speelt in een vóórkomen en voorkómen van ongelijkheid in gezondheid en welzijn.
Hierbij gaat de aandacht niet alleen uit naar medische zorg in zorginstellingen en thuis, maar ook naar de kansen en belemmeringen die formele en minder formele organisaties ervaren bij hun inzet voor het tegengaan van onder meer eenzaamheid, isolatie of verwaarlozing.
