Ongelijkheid tijdens de transitie van opleiding naar werk
Deze factsheet werpt licht op de factoren die bijdragen aan ongelijkheid in de inzetbaarheid van Amsterdamse jongeren in het mbo, hbo en wo tijdens de overgang van opleiding naar werk. Hierbij is specifieke aandacht voor verschillen in opleidingsniveau, gender en etniciteit, en de effecten van de coronacrisis. Een van de belangrijkste bevindingen is dat de voorbereiding vanuit onderwijsinstellingen een cruciale rol speelt in deze overgangsfase. Aspecten zoals de beschikbaarheid van stages en praktische toepassingen van lesstof worden vaak genoemd als zeer invloedrijk op de inzetbaarheid van afgestudeerden. Opvallend is ook de rol van de taal: afgestudeerden die de Nederlandse taal niet voldoende beheersen ondervinden veel uitdagingen bij het vinden van passend werk. Daarentegen ervaren studenten die tijdens hun opleiding een stage hebben gevolgd doorgaans minder moeite bij het verkrijgen van geschikt werk na afronding van hun studie. Beperkingen die aan studenten werden opgelegd tijdens de coronacrisis hebben bij veel studenten geleid tot een verlies aan motivatie voor de studie, verminderde gevoelens van binding aan de onderwijsinstelling en de studierichting, vertragingen in het afronden van de studie binnen de nominale duur en verminderd of geen contact met werkgevers binnen het studiegebied in de kaders van stages of samenwerkingen. Deze factsheet gaat dieper in op welke specifieke groepen jongeren een kwetsbare positie hebben na het behalen van hun diploma. Daarnaast wordt antwoord gegeven op de vraag hoe ongelijkheid onder jongeren tijdens de overgang van opleiding naar werk effectief kan worden tegengegaan.
Deze factsheet beschrijft de onderzoeksresultaten van het onderzoeksproject “Een slecht begin is het dubbele werk”, mogelijk gemaakt door het Kenniscentrum Ongelijkheid (https://www.kenniscentrumongelijkheid.nl/project-een-slecht-begin-is-het-dubbele-werk/). In het kader van dit project is de factsheet opgesteld door de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor dit onderzoek zijn 23 studenten en afgestudeerden geïnterviewd, in de periode van juni tot en met december 2023. De studenten zijn verbonden aan het ROC van Amsterdam, de Hogeschool van Amsterdam en de Vrije Universiteit Amsterdam.